25

 

8 december 1978

 

‘Wat is dit: de nominaties voor de ‘huurmoordenaar van het jaar’ verkiezing ?’

‘Dat scheelt niet veel. Het is de lijst met verdachten van de schietpartij in de Bar du Telephone.’ Duclos hield Brossards gezichtsuitdrukking in de gaten terwijl hij de lijst doornam, maar die liet nauwelijks iets merken toen hij daarop zijn eigen naam zag staan. ‘Weet je wat dit betekent ?’

‘Ja, het betekent dat de politie haar kostbare tijd gaat verspillen aan negen verdachten, van wie ik er één ben.’ ‘Het betekent ook dat je een zware maand tegemoet gaat. Je zult in de gaten worden gehouden, misschien worden opgebracht om ondervraagd te worden als het de politie uitkomt. Je leven zal verstoord worden, en het zal slecht voor de zaken zijn. De mensen zullen een tijdje niet bij je komen met opdrachten.’ ‘Behalve één ding. Ik ben de enige op de lijst van wie de politie geen goed signalement heeft. Alleen een vage compositiefoto en een alias dat ik ooit heb gebruikt. Ze zullen niet weten waar ze moeten beginnen.’

Duclos knikte. Hij kende het verhaal. Dat was deels de reden waarom hij dacht dat Brossard de ideale keus zou zijn. Het had hem bijna een week gekost om de ontmoeting via Francois Vacheret geregeld te krijgen. Het was meer dan drie jaar geleden, niet lang na de dood van zijn vader, dat hij voor het laatst bij Vacheret was geweest. Vacheret had moeite gedaan om hem een nieuw jongetje van Martinique op te dringen, maar Duclos had meteen zaken willen doen. Hij had Vacheret dezelfde lijst laten zien en hem gevraagd wie hij daarvan kende. Vacheret gaf hem drie namen. ‘Vergeet Tomas Jaumard,’ zei Duclos. Hij legde niet uit waarom: dat hij al eens zaken had gedaan met Jaumard via zijn vader, Emile Vacheret. ‘Wie kun je van die andere twee aanbevelen ?’

De korte biografie klonk ideaal: begin dertig, nooit gearresteerd of veroordeeld, een meester in vermommingen, weinig of niets in de politiedossiers afgezien van een compositiefoto en de beschrijving en modus operandi van zijn daden. Brossard droeg altijd verschillende pruiken en brillen om zijn uiterlijk te veranderen. Daarom ging men ervan uit dat zijn eigen haar kort was. Eugene Brossard was een valse naam afkomstig van een naamplaatje van een appartement waar hij twee dagen had verbleven tijdens een zoekactie van de politie. Hij was ze altijd een stap voor. Duclos was er zeker van dat de Brossard die voor hem zat ook zwaar vermomd was: een dikke, blonde pruik in Beatle-stijl en een zonnebril met ronde glazen en een gevlekt hoornen montuur. Hij zag eruit als een karikatuur van David Hockney. Het enige waar Brossard in eerste instantie bezwaar tegen had gemaakt, was dat er een cassetterecorder meeliep. Duclos had hem uitgelegd waarom dat was: dat hij hem zo meteen honderdduizend franc ging aanbieden om iemand te vermoorden. De reden daarvoor was dat deze persoon een vriend van hem chanteerde. Duclos wilde er zeker van zijn dat deze chantage niet werd herhaald, dus diende de tape als verzekeringspolis, voor hen allebei. ‘Nu ik een van mijn duistere geheimen heb onthuld, is het jouw beurt. Vertel me over een van je eliminaties.’ Brossard moest eerst lachen om dat voorstel, maar Duclos hield vol. ‘Ik zal de tape nooit uit handen geven, want die is voor mij tenslotte net zo belastend als voor jou. Wat heb je te verliezen ? Als je het niet wilt, mij best. Dan gaan ik en mijn honderdduizend franc wel naar een ander.’

Duclos luisterde toe terwijl Brossard met monotone stem de moord op een hoge overheidsambtenaar – een planoloog – beschreef. drie jaar daarvoor in Nice. Duclos herinnerde zich de zaak: een planoloog die in een omkoopschandaal met het milieu verzeild was geraakt. Het milieu kreeg hem te pakken voordat de procureur-generaal dat deed. Hij vroeg zich af waarom Brossard dit specifieke verhaal had uitgekozen. Was het bedoeld als waarschuwing om geen misbruik te maken van de tape ? Ik heb al één hoge overheidsambtenaar vermoord. Belazer me en er zal een tweede volgen.

Brossard staarde Duclos onbewogen aan. Duclos kon zijn ogen nauwelijks zien achter de donkere glazen van zijn bril, alleen als hij ermee knipperde. Duclos voelde een rilling langs zijn ruggengraat trekken. Hij had zich in iemands aanwezigheid niet zo onbehaaglijk gevoeld sinds… sinds…

De herinnering aan zijn zwetende handpalm op de kolf van de revolver was nog levendig, hoe hij de revolver uit zijn zak haalde, heel langzaam… de vogels die plotseling wegvlogen uit een boom en ervoor zorgden dat Chapeau opkeek. Even was hij bang geweest dat Chapeau het wapen had gezien voordat hij het weer snel in zijn zak stak. Tot de laatste seconde van hun ontmoeting was hij bang geweest dat Chapeau zich plotseling zou omdraaien, zijn wapen zou richten en zou schieten. Hij was blijven staan toen Chapeau van hem wegliep, maar het moment om actie te ondernemen ging verloren. Half verdoofd had hij gezegd dat hij nog even in de frisse lucht wilde blijven staan toen Chapeau in zijn auto stapte en wegreed. De waarheid was dat hij zo trilde, dat hij niet in staat was auto te rijden. Zodra Chapeau uit het zicht was verdwenen, had hij overgegeven. Hij wilde dit niet nog eens doormaken. Er waren nog eens achttien maanden verstreken, waarin hij zich door Chapeau had laten chanteren en beledigen, voordat hij de moed had kunnen verzamelen om deze ontmoeting te regelen.

Hij zag hoe Brossards lippen zich in een vage glimlach plooiden terwijl hij hem de moord beschreef, die nauwelijks zichtbare ogen achter de donkere glazen van zijn bril, en kon het niet helpen dat hij, ondanks al zijn voorzorgsmaatregelen, bang was dat hij de ene nachtmerrie door de andere verving. De kamer waarin ze waren rook naar ontsmettingsmiddel met dennengeur, die hard zijn best moest doen om die van muf beddengoed en slecht sanitair te verdoezelen. Een armoedig hotelletje in een achterafstraatje, waar hoeren hun klanten mee naartoe namen en dat hem was aanbevolen door Vacheret. Je gaf dertig franc aan een schoonmaakster en kreeg de kamer voor een uur, zonder dat er vragen werden gesteld. Ze had alleen een wenkbrauw opgetrokken en gegrijnsd toen ze twee mannen zag binnenkomen waarvan er één een rare blonde pruik droeg. Duclos wilde hier zo snel mogelijk weg.

Brossard keek weer naar de lijst. ‘Dus die honderdduizend moet me een beter gevoel geven, ondanks het feit dat mijn naam op deze lijst staat ?’

‘Tegen de tijd dat je die honderdduizend krijgt, zal je naam hopelijk niet meer op de lijst staan. Ik betaal Vacheret nog eens vijftigduizend om het juiste gerucht op de juiste plaatsen te verspreiden, dat je de avond van de schietpartij in het restaurant van een vriend zat. Het was te vroeg om in een van zijn clubs te zitten. Binnen een paar weken zal het gerucht zich door het netwerk van het milieu hebben verspreid en kan je naam hopelijk van de lijst worden gehaald.’

Brossard knipperde met zijn ogen. Hij was onder de indruk. Cliënten planden meestal heel onbeholpen en hij moest altijd extra voorbereidingen doen om dat te compenseren. ‘Nou, wie is het die je opgeruimd wilt hebben, en wanneer ?’ ‘Dat is de andere reden dat ik je die lijst laat zien. Hij staat er ook op. de zesde naam van boven. Je kent hem waarschijnlijk: Tomas Jaumard.’

Brossard knipperde nog eens met zijn ogen, sneller nu. Hopelijk had hij zijn lichte schrik verborgen weten te houden. Tomas Jaumard, alias Chapeau. Een van de ouwe getrouwe milieu-profs. Het was niet de eerste keer dat iemand Jaumard had proberen te vermoorden. Van de laatste twee huurmoordenaars die op hem af waren gestuurd, was er één onmiddellijk gedood door een kogel in zijn hoofd en was de andere in zijn buik en kruis geschoten: hij had vier uur op de operatietafel gelegen terwijl chirurgen de restanten van zijn mannelijkheid aan elkaar naaiden. Jaumard was aan de aanslag ontsnapt met alleen een schouderwond. ‘Jaumard is een doelwit met een hoog risico. Voor dat type opdracht moet ineer worden betaald. Het is de moeite niet waard om het voor minder dan honderdvijftigduizend te doen.’ Duclos staarde hem aan. ‘Is dat vanwege de loyaliteit, omdat het anderen binnen het milieu misschien van streek maakt ?’ ‘Nee. Ik doe mijn werk voor het milieu strikt als onafhankelijke en ben aan geen van beide partijen loyaliteit verschuldigd. Het is vanwege het extra risico. Jaumard is een van de weinige mannen op deze lijst voor wie ik als professional ontzag heb. Er is meer voor nodig om het voor te bereiden.’

Duclos knikte. Een sterke loyaliteit ten opzichte van het milieu was een van de laatste dingen waarover hij zich zorgen had gemaakt. Brossard vroeg waar en wanneer.

‘Binnen twee maanden, dan hebben we wat tijd om je naam van deze lijst te laten verdwijnen,’ zei Duclos. ‘Dat je hun hete adem niet meer in je nek voelt. Het waar laat ik aan jou over. Je kunt het plannen zoals je wilt.’

Ze troffen hun laatste regelingen en spraken af wanneer ze elkaar weer zouden ontmoeten. Dan zou Brossard de opzet van een plan klaar hebben en zou Duclos hem het eerste deel van het geld geven. Brossard vertrok als eerste en had Duclos gevraagd nog een paar minuten in de kamer te blijven zitten. Duclos nam aan dat dit deel uitmaakte van Brossards obsessieve neiging om zijn identiteit te beschermen, maar Brossard gaf geen uitleg. Toen hij door de gang liep, dacht Brossard: een totaal van tweehonderdduizend franc om Jaumard op te ruimen, als je de betaling aan Vacheret meetelde, en de cliënt had nauwelijks met zijn ogen geknipperd. Bijna twee keer zoveel als hij betaald had gekregen voor de stadsplanoloog in Nice. Jaumard had blijkbaar op de tenen van belangrijke mensen getrapt. Die arme ouwe Chapeau. Even later trok er een sluwe glimlach over Brossards gezicht. Het was in elk geval leuk om te weten dat mensen in zijn beroepsgroep zo hoog werden aangeslagen. Hoger dan een stadsplanoloog. Hij kon slechtere grafschriften bedenken. Alleen in de benauwde kamer begon Duclos zich al na een minuut onbehaaglijk te voelen. Een plotselinge rilling van radeloosheid herinnerde hem eraan hoe diep hij had moeten zinken om van Chapeau af te komen. Hij pakte zijn cassetterecorder en liep de kamer uit.

 

Marseille, 10 januari 1979

 

‘We’re jamming,

we’re jammin till the jammin’s through; we’re jammin’,

to think that jammin’ was a thing of the past; we’re jammin ’,

and I hope this jammin’s  goin ’ to last…’

De motorkoerier swingde mee op het ritme van de muziek van zijn walkman toen hij van zijn motor stapte, hem op de standaard zette en het café binnenging. Het pakje in zijn hand was zo lang als zijn arm en half zo dik. Het café was ongeveer tien bij tien meter. Er waren veertien of vijftien mensen binnen, vier aan de bar en de rest aan de tafeltjes. Hij zag de mensen die hij verwachtte aan een tafeltje in de verre hoek zitten, maar keek niet te lang naar hen en richtte zijn aandacht meteen op de barman die zijn kant op kwam lopen. Hij haalde zijn oordopje uit zijn oor. ‘Monsieur Charot ?’

De barman trok een gezicht en haalde zijn schouders op. De koerier draaide zijn pakje om en las het etiket. ‘Monsieur Charot, Rue Baussenque 38.’

Een verbaasde blik van de barman. ‘Het adres klopt, maar ik ken geen Charot. Ik zal het even aan mijn vrouw vragen.’ De barman verdween achter het kralengordijn aan het eind van de bar. Brossard stak het dopje weer in zijn oor. Achter zijn motorbril liet hij zijn blik door het vertrek gaan. Hij was maar in één plek geïnteresseerd: de tafel in de hoek met Chapeau en Marichel, de plaatselijke pooier die hij had betaald om Chapeau hiernaartoe te krijgen. Hij wilde dat het eruitzag alsof zijn aanwezigheid hier toevallig was: de verveelde koerier die wachtte terwijl werd nagekeken of hij op het juiste adres was, met zijn hoofd licht meedeinend in het ritme van de muziek van zijn walkman en zijn vingers tikkend op zijn pakje.

‘… We all defend the right that your children must unite; life is worth much more than gold; we’re jammin ’… jammin ’…’

De barman kwam terug door het kralengordijn, nu in het gezelschap van zijn vrouw. De barman wees, zijn vrouw haalde haar schouders op en verdween weer achter het gordijn. Toen de barman naar hem toe kwam, kon Brossard vanuit zijn ooghoek zien dat Marichel even naar hem keek. Niet kijken ! schreeuwde Brossard inwendig. Laat me opgaan in de omgeving en vestig niet Chapeaus aandacht op me.

Hij had de regeling met Marichel een week geleden getroffen. Tienduizend franc voor een ontmoeting met Chapeau, doen alsof hij bemiddelde voor iemand die iemand wilde laten vermoorden. Brossard had Marichel alle details gegeven, praktisch voor hem uitgeschreven wat hij moest zeggen. Hem uitnodigen voor een klus was de beste manier om Chapeaus aandacht te krijgen. Maar Marichel zat waarschijnlijk te wachten op het moment dat het pakje zou worden geopend en hij opzij zou moeten duiken.

Brossard trok het dopje weer uit zijn oor en liet het op zijn schouder liggen. De barman legde uit dat zijn vrouw de naam ook niet kende. Brossard wees naar de hoek en vroeg of hij de telefoon mocht gebruiken. ‘Even naar kantoor bellen om te vragen wat er is misgegaan.’

De barman knikte en liep naar de andere kant van de bar om een klant te bedienen.

Met het pakje onder zijn arm liep Brossard naar de munttelefoon aan de muur. Die was bijna recht tegenover het tafeltje waaraan Chapeau en Marichel zaten. Hij zag Chapeau opkijken toen hij langskwam, maar hij kon niet zien of Chapeaus blik op hem gevestigd bleef terwijl hij naar de telefoon liep, kon niet het risico nemen zich om te draaien of om te kijken. Hij begon zich zorgen te maken: was er iets aan zijn vermomming wat niet klopte ? Een of ander klein detail dat Chapeau misschien had opgemerkt. Hij had een paar pruiken met lang krullend haar geprobeerd, maar die waren te dik om goed onder zijn valhelm te passen. Uiteindelijk had hij er een gevonden die bovenop wat platter was en met krullen die lager begonnen, zodat ze onder zijn helm uit kwamen en tot op zijn schouders hingen. Gewoon een swingende motorkoerier met wat muziek om het gedreun van het stadsverkeer te vervangen. Brossards vingers tikten op het pakketje toen hij het naast de telefoon neerzette. Uit het oordopje, dat langs zijn hals bengelde, klonk nog steeds muziek. The love that now exists, is the love l can’t resist, so… jam by my side… We’re jammin’… jammin’, jammin’…’

Hij pakte de hoorn van de haak en merkte dat zijn hand wat bezweet was toen hij zich voorstelde dat Chapeaus ogen nog steeds in zijn rug brandden. Hij begon te draaien, maakte de eerste nummers niet af zodat alleen de laatste drie telden: de telefonische tijdmelding. Terwijl de telefoon overging, draaide hij zich om en wierp hij een achteloze blik door het café. Chapeau zat weer naar Marichel te kijken, was druk met hem in gesprek gewikkeld. Marichel trok hard aan zijn sigaret en de rook kwam in korte stoten uit zijn mond terwijl hij praatte. Het was op dat moment dat Brossard het meisje recht achter Chapeau zag zitten, en hij vloekte. Hij had Marichel gezegd dat ze een tafeltje bij de muur moesten kiezen. Die muur was wel achter hen vanaf de bar gezien, maar niet vanuit deze hoek. Het meisje was helemaal zichtbaar als Chapeau zich naar voren boog.

Bob Marley bonkte nog steeds tegen zijn hals, vijf centimeter onder zijn oor, terwijl hij naar de tijdmelding luisterde: … bij de volgende toon is het negen uur, twaalf minuten en twintig… Met de vuurkracht van het geweer zou het moeilijk worden het meisje niet eveneens te raken. En Brossard wilde schoon werk, zonder onschuldige slachtoffers. Brossard voelde hoe zijn zenuwen zich spanden toen Chapeau zich naar voren boog en zich een mogelijkheid voordeed, maar die was even snel weer verdwenen. Chapeau leunde weer ontspannen naar achteren. Het was tergend. Brossard overwoog de mogelijkheid om een stap opzij te doen als hij vuurde, de hoek kleiner te maken zodat de muur achter hem zou zijn. Maar zou die fractie van een seconde vertraging hem niet kwetsbaarder maken ? 
Chapeau luisterde aandachtig toe terwijl Marichel hem de opdracht uitlegde. Die leek oké, maar Marichel had sommige details al een paar keer herhaald en hij leek enigszins nerveus. Hij had Marichel zien opkijken naar de motorkoerier bij de bar en had zelf ook even naar hem gekeken toen hij naar de telefoon liep, maar toen had hij zijn aandacht weer gericht op de zaken die ze aan het bespreken waren. Maar nu merkte hij dat Marichel om de zoveel tijd een zijdelingse blik in de richting van de koerier wierp, alsof hij probeerde in te schatten waar hij stond zonder hem direct aan te kijken. En plotseling werd hij zich bewust dat de koerier zijn blik door het café liet gaan, waarbij hij van hen naar de tafel achter hen keek.

Op dat moment werden alle andere kleine signalen hem duidelijk. Chapeau probeerde niet toe te geven aan dit besef, had zijn blik willen afwenden om zichzelf nog wat tijd te geven om erover na te denken, maar door de reactie van de koerier wist hij dat het al te laat was. De schrik was zichtbaar geweest in zijn ogen. De koerier greep zijn pakje op het moment dat Marichel opzij dook.

Chapeaus eerste reactie was één hand op te steken terwijl hij opsprong en zijn andere hand vliegensvlug naar zijn wapen onder zijn jasje bracht. Hij zag het pakje opengaan en het compacte uzi-machinegeweer tevoorschijn komen toen het karton opzij werd gegooid. Maar hij wist zeker dat hij zijn wapen het eerst zou kunnen richten.

Brossard wist dat hij niet meer terug kon zodra Chapeau opkeek. Hij zag hem zijn hand opsteken in een ‘stop’-gebaar, wat diende als afleiding terwijl zijn andere hand naar zijn wapen ging, maar hij had al besloten dat hij hem vanaf de rechterkant met de uzi zou neermaaien. Het meisje achter Chapeau was hij plotseling vergeten. Hij zag hoe zijn eerste kogels Chapeaus opgestoken hand doormidden schoten, maar zijn andere hand kwam snel omhoog en de loop van zijn wapen wees al bijna recht op zijn borst.

Chapeau had de in zwart leer geklede figuur duidelijk in het vizier toen hij de stekende pijn voelde en zag dat het bovenste deel van zijn hand was verdwenen. Hij vuurde zijn eerste schot op vrijwel exact hetzelfde moment af, zich afvragend waarom de terugslag zo groot was toen hij achteruit werd geworpen en ineens naar het plafond lag te kijken.

Brossards salvo trof Chapeau midden in de borst en wierp zijn arm opzij, zodat zijn kogel Brossard op meer dan een meter miste. Marichel stond nu twee meter naast de tafel en wierp verwilderde blikken in het rond waarin een mengsel van verbazing en pure opwinding te zien was.

Brossard pauzeerde maar heel even, richtte en maakte zijn salvo af, genietend van de plotselinge totale verbijstering op Marichels gezicht. De regen van kogels versplinterde Marichels borstbeen en scheurde het bovenste deel van zijn schouder. Geen getuigen of iemand die wist van de set-up. Dat was veiliger. Brossard had daartoe besloten kort nadat hij Marichel had ingehuurd. De meeste mensen in het café waren achter hun stoelen en tafels op de grond gedoken. Ergens bij de deur schreeuwde iemand hysterisch. Brossard bewoog zich dichter naar de twee lichamen op de grond. Chapeau ademde nog. Brossard zag zijn borstkas zwoegen om zuurstof binnen te krijgen terwijl zijn longen zich snel met bloed vulden. Chapeaus afgeschoten vingers lagen een paar meter verderop. Brossard schoot een kort laatste salvo in Chapeaus hoofd, toen in dat van Marichel, en rende de deur uit.